info@vinnohkp.nl 06-29 21 66 22
Eén van de meest besproken onderdelen van en over honden is de term “dominantie”. In dit artikel gaan we hier even dieper op in, om te kijken wat dit nu precies is en wat dit voor invloed heeft op de moderne trainingstechnieken.
Oorsprong
Onze moderne huishond is ontstaan na een lang proces van domesticatie van de wolf. Daarom werd er veel onderzoek gedaan naar wolven om zo het gedrag van honden te kunnen verklaren. In de jaren 1934 tot 1942 deden onderzoekers onder leiding van Rudolph Schenkel onderzoek naar groepen wolven en hun verhoudingen in de groep. Het idee was dat een roedel in het wild gevormd werd door individuele wolven die elkaar nodig hadden in moeilijkere tijden. Zodoende werd er een groep van willekeurige wolven in gevangenschap geobserveerd met als doel om de onderlinge relaties vast te leggen en hoe die tot stand kwamen. In deze groep kwam het vaak tot agressieve confrontaties, waar uiteindelijke de sterkste overwon. Deze werd de alpha-wolf genoemd. Omdat honden van de wolven afstammen, werd deze dominantie-theorie doorgetrokken naar onze huishonden.
Vele wetenschappers namen deze conclusie over en zo werd deze dominantie-theorie in stand gehouden. Zelfs op de dag van vandaag wordt de hond beschouwd als een dier waar dominantie-technieken op los gelaten moet worden om problemen in de kiem te smoren.
In meeste gevallen werd de dominantie-theorie aangehaald als oplossing, omdat de gedragsproblemen veroorzaakt zou worden door de drang van de hond om hoger op de sociale ladder te willen klimmen. Het niet gehoorzamen van commando’s, het hoger zitten (b.v. op de bank), als eerste de deur uit lopen en eerder eten dan de eigenaar zouden allemaal technieken zijn die de hond inzette om de mens te domineren. Om weer een gehoorzame huishond te krijgen, moest dit doorbroken worden met straffen en onderwerpen van de hond (Kovary 1999).
Wolven bioloog Dr. L. David Mech had met vergelijkbare onderzoeken in de jaren 1970-1980 dezelfde conclusies. Als zelfs deze vooraanstaande bioloog tot dezelfde conclusie kwam, moest deze theorie dus wel kloppen.
Kritiek
Laten we eerst het onderzoek eens onder de loep nemen. Het onderzoek werd gedaan op een groep willekeurige wolven. Pas later werd er meer onderzoek gedaan naar wolvenroedels in het wild, waaruit blijkt dat wolven juist in families leven. Vader en moeder leiden de roedel en de pups verlaten de groep wanneer ze oud genoeg zijn.
Tijdens het onderzoek van Schenkel en Mech werden de wolven in een kleine ruimte met weinig voedsel gehouden. Hierdoor ontstonden logischerwijs conflicten die niets met rangorde te maken hadden, maar meer gericht waren op het bemachtigen van voedsel. Jaren later kwam diezelfde wolven bioloog Dr. L. David Mech tot de conclusie dat de ouder-dieren niet bezig waren met domineren van de anderen, maar juist met beschermen en verzorgen van de groep. Zelden waren er conflicten die met agressie opgelost werden (Mech, 2008). David Mech kwam nu dus terug op zijn eerdere onderzoeken en concludeerde dat de term “alpha-wolf” niet meer van toepassing was.
Steeds meer onderzoeken kwamen van de grond die het beeld van wolven drastisch veranderde. Meerdere onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de eerdere onderzoeken niet representatief waren voor de wolven zoals ze in het wild leefden.
Aangezien ook steeds meer onderzoeken hiermee aantonen dat er geen strikte hiërarchie bestaat in wolvenroedels (laat staan met agressieve handelingen), kan ook het argument dat de hond dit zou hebben ook ontkracht worden (Van Kerkhove 2004).
En hoe zit het met wilde (straat-) honden? Deze honden staan immers dichter bij onze normale huishonden. Ook daar blijkt uit onderzoek dat er weinig conflicten zijn die duiden op het vastleggen van hiërarchie. Wel is de groepsstructuur meer veranderd ten opzichte van de wolf, waarbij straathonden niet (meer) in families leven. Het gedrag van deze honden worden meer verklaard door omstandigheden/context, eerdere leerervaringen en motivatie. Hierdoor worden de meeste interacties gekenmerkt door “kalmeringssignalen”, die het conflict moeten kalmeren. Deze gedragingen zijn dus niet gericht op “onderwerping” aan een “dominantere” hond, maar puur bedoeld om de situatie te de-escaleren.
Het woord dominantie wordt in meeste gevallen ook verkeerd gebruikt. Dominantie is namelijk een beschrijving van een onderlinge relatie (de relatie tussen 2 individuen) en geen karakter- of gedragseigenschap. En deze relatie kan per context en tijd verschillen. Waar eerder nog een hond zich een botje toe eigende, kan dit op een ander moment juist niet het geval zijn.
Bestaat dominantie dan wel? Zeker, maar het is geen doel op zich, maar een beschrijving van de huidige verhouding tussen honden en/of mensen. En deze verhoudingen kunnen per moment en context verschillen.
Kortom, uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de hond geen dominante plaats, noch dominante leiding nodig heeft of wil verkrijgen.
Gedrag
Maar hoe zit het dan met het gedrag wat wij liever niet zien? Bijvoorbeeld grommen als mijn hond op de bank ligt? Of aan de lijn trekt? Of uitvalt aan de lijn? Of tegen mijn been aan het rijden is?
Een onderzoek van Bradshaw in 2009 onderzocht een groep van 19 honden in 1 huishouden. Uit dit onderzoek bleek dat aan de hand van interacties tussen honden geen vaste hiërarchie vastgesteld kon worden. Wel waren er conflicten, die al dan niet opgelost werden door kalmeringssignalen of agressie. Dit kan beter beschreven worden door het “Resource Holding Potential”. Dit kan uitgelegd worden als de motivatie om iets te krijgen of te behouden wat waarde heeft voor de hond. Laten we dit even toelichten met een voorbeeld:
Als de hond op de bank ligt, kan dit een heel lekkere plek zijn. Als hij hier graag zou willen blijven liggen, kan hij gaan grommen om deze plek te behouden, maar als hij minder gemotiveerd is om hier te blijven liggen, kan hij zelf deze plek verlaten zonder te dreigen.
Als de hond aan de lijn trekt, zal dit meer te maken hebben met de hond die erg graag die kant op wil. De reden kan duidelijk zijn (een andere hond komt tegemoet) of minder duidelijk (hij wilt graag uit een situatie, bijvoorbeeld een angstige plek). Maar dit heeft dus niks te maken met dat de hond beslist waar jullie naartoe lopen.
Zoals hierboven al te lezen valt, is het gedrag voornamelijk te verklaren door emoties die de hond ervaart (Panksepp, 2005). Honden ervaren 7 emoties: verlangen/zoeken ervaren, woede, angst, lust, zorgzaamheid, paniek of spel/plezier. Aan de hand van deze emoties kan de motivatie van gedrag uitgelegd worden (dit is iets voor een later artikel). Samen met deze emotie en met eerdere leerervaringen wordt zijn gedrag gevormd tot wat je nu ziet.
Als voorbeeld een hond die gromt bij zijn etensbak. Aan de hand van lichaamstaal kan vastgesteld worden wat de onderliggende emotie is. In veel gevallen is dit angst, angst voor het weghalen van zijn geliefde brokjes. Als hij gromt en wij deinzen achteruit, heeft hij geleerd dat dit effect heeft om zijn angst te laten afnemen (je loopt immers een stukje weg). Als de buurvrouw aan komt lopen, kan het zijn dat hij niet gaat grommen, omdat de buurvrouw nog nooit de voerbak weggehaald heeft. Hij heeft dus nog geen ervaringen met de buurvrouw gehad die ervoor zorgen dat hij zich angstig gaat voelen. En zo ontstaan 2 reacties in dezelfde situatie, die voorheen werden uitgelegd dat de hond probeert jou te domineren en een andere persoon niet (omdat die al bijvoorbeeld de “alpha” zou zijn).
Met de dominantie-theorie, wordt altijd als aanpak gekozen om de hond fysiek te onderwerpen aan jouw gezag. Met bijvoorbeeld een “alpha-rol”, een prik in de zij of bekomklemmen. Valt je hond uit? Leg hem dan op zijn zij, om hem te onderwerpen aan de situatie. Helaas is het zo dat vaak deze handelingen effect lijken te hebben.
Hierdoor zien veel “trainers” het als een goede en snelle manier om “ongewenst” gedrag te corrigeren. Helaas is het tegenovergestelde waar. Veel honden zullen namelijk het “ongewenste” gedrag niet meer vertonen doordat hij bang is voor de gevolgen (hij wil niet meer pijn gedaan worden of op zijn zij gelegd worden).. Ze ontwikkelen een toestand die “aangeleerde hulpeloosheid” heet, wat als een ernstige mentale aandoening gezien wordt. Ook kan het zijn dat de hond alleen maar angstiger wordt. Hierdoor zal hij gemotiveerder zijn om zijn etensbak te verdedigd. En het zal ook zeker je relatie met je hond verslechteren. Zouden we niet liever een hond die juist jou vertrouwd, respecteert, steund en genegenheid geeft willen? Dan zullen wij dit ook bij onze hond moeten doen! Respecteer zijn gedrag/emotie/behoeftes en steun hem waar het nodig is. Daarnaast, als we grommen zouden corrigeren, kan het gedrag sneller escaleren, doordat de hond grommen gaat overslaan en direct doorgaat naar bijten. Hierdoor wordt de hond onvoorspelbaarder, waardoor veel honden in het asiel kunnen belanden.
Door te kijken naar zijn onderliggende emotie en motivatie, kunnen andere (non-fysieke) technieken ingezet worden om de hond ander gedrag aan te leren. Dit kan inderdaad langer duren, maar de band tussen hond en eigenaar wordt beter en het gewenste gedrag blijft beter in stand.
Bronnen:
Bradshaw, J. & Rooney, N. “Dog social behavior and communication”, in: Serpell, J. (ed.). The domestic dog: its evolution, behavior and interactions with people (2017) pp. 133-159.
Bradshaw, J.W.S., Blackwell, E.J. and Casey, R.A. (2009) Dominance in domestic dogs – useful construct or bad habit? Journal of Veterinary Behaviour, Clinical Applications and Research, Volume 4, Issue 3, Pages 109-144 (May-June 2009).
Bradshaw, J. Blackwell, E.-J., & Casey, R. A. “Dominance in domestic dogs: A response to Schilder et al. (2014).“, Journal of Veterinary Behavior: Clinical Applications and Research 1 1 (2015) pp. 102-108.
Coppinger, R. & Coppinger, L. Dogs: a new understanding of canine origin, behavior, and evolution (2001)
“Dominantie bij honden volgens Ray Coppinger” (Doggo.nl): Eaton, B. Dominance in dogs: fact or fiction? (2008)
Horowitz, A. (2009). Disambiguating the “guilty look”: Salient prompts to a familiar dog behaviour. Behavioural Processes, 81, 447-452.
Kovary, R., (1999). Taming the dominant dog. American Dog Trainers Network: 23 http://www.inch.com/~dogs/taming.html
Landsberg, G., Hunthausen, W. & Ackerman, L. Behavior problems of the dog and cat (2013)
Lindsay S.R., 2000. Handbook of Applied Dog Behavior and Training, Volume 1, Adaptation and Learning. Iowa State University Press, Ames, Iowa, p. 12.
Mech, L.D. (1999). Alpha status, dominance and division of labor in wolf packs. Can. J. Zool. 77, 1196-1203.
Mech, L. D. (2008). What Happened to the Term Alpha Wolf? International Wolf, Winter 2008, pp. 4-8. http://www.4pawsu.com/alphawolf.pdf
Mech, L.D. and Boitani, L. (2003). Wolf social ecology. In: Mech, L.D., Boitani, L. (Eds.), Wolves: Behavior, Ecology and Conservation. University of Chicago Press, Chicago, IL, pp.1-34.
Miklosí, Á. (2007). Human-animal interactions and social cognition in dogs. In: Jensen, P. (Ed.), The Behavioural Biology of Dogs. CAB International, Wallingford, UK, pp. 205-222.
O’Heare, J. Dominance theory and dogs (2008)
Packard, J.M. (2003). Wolf behavior: reproductive, social and intelligent. In: Mech, L.D., Boitani, L. (Eds.), Wolves: Behavior, Ecology and Conservation. University of Chicago Press, Chicago, IL, pp. 35-65.
Pal, S.K., Ghosh, B. and Roy, S. (1998). Agonistic behaviour of free-ranging dogs (Canis familiaris) in relation to season, sex and age. Appl. Anim. Behav. Sci. 59, 331-348.
Pal, S.K., Ghosh, B. and Roy, S. (1999). Inter- and intra-sexual behaviour of free-ranging dogs (Canis familiaris). Appl. Anim. Behav. Sci. 62, 267-278.
Pérez-Guisado, J. and Muñoz-Serrano, A. (2009). Factors Linked to Dominance Aggression in Dogs. Journal of Animal and Veterinary Advances, 8 (2): 336-342
Van Doorn, G.S., Hengeveld, G.M., Weissing, F.J., (2003). The evolution of social dominance. II: Multi-player models. Behaviour, 140, 1333-1358.
Van Kerkhove, W. (2004). A fresh look at the wolf-pack theory of companion-animal dog social behavior. J. Appl. Anim. Welf. Sci. 7, 279-285.
Zimen, E. (1975). Social dynamics of the wolf pack. In: The wild canids: their systematics, behavioral ecology and evolution. Edited by M. W. Fox. Van Nostrand Reinhold Co., New York. pp. 336-368.